Het cultureel interview in de DSM-5

24-01-2018

Ooit werd ik gevraagd of ik wilde komen werken binnen een team dat steeds meer te maken kreeg met patiënten met een andere culturele achtergrond (toen nog allochtonen genoemd). Omdat ik in Suriname ben geboren en daar tot mijn zeventiende jaar heb gewoond, leek het me een buitenkans. Mijn voor studie noodzakelijke verhuizing naar een vreemd land en de daardoor ervaren ontwrichting van mijn persoonlijke leven, gaf me mogelijk enige ervaringsdeskundigheid. Tegelijkertijd besefte ik dat het gegeven dat ik uit Suriname kwam niet per definitie inhield dat ik een goed begrip had van de psychologie van mijn allochtone medelanders. Vanwege het feit dat ik behoor tot een “minderheidscultuur” en ik nog regelmatig allochtone patiënten behandel, was ik benieuwd naar het Cultural Formulation lnterview (CFI) uit de DSM-5.

Tijdens het lezen van het CFI werd me snel duidelijk dat de toepassing ervan helemaal niet beperkt hoeft te worden tot mensen uit een andere cultuur. Onze culturele identiteit wordt mede bepaald door onze specifieke leergeschiedenis, sociaaleconomische status, toekomstperspectief en andere subjectief ervaren zaken. De inhoud van het CFI biedt mijn inziens een kader dat toepasbaar is in elke situatie waarin we ons indringend op de hoogte moeten stellen van de persoon tegenover ons. De inleidende tekst op het CFI stelt dan ook: ”Het CFI kan in alle settings gebruikt worden bij de intake van een patiënt, ongeacht de culturele achtergrond van de betrokkene of de clinicus (de cursivering is van mij).” Een betrokkene en een clinicus die dezelfde culturele achtergrond lijken te hebben, kunnen toch onderling verschillen op een manier die van invloed is op de hulpverlening.

Het CFI bestaat uit 16 vragen die gesteld kunnen worden om bij de intake informatie te krijgen over de invloed van cultuur op het gepresenteerde klinisch beeld en op de zorgverlening. Omdat het zich richt op iemands persoonlijke ervaringen en de sociale context waarbinnen deze zich afspelen, kan het heel goed in beeld brengen waar, zowel bij de diagnostiek als het behandelplan en de uitvoering daarvan, rekening mee gehouden moet worden. Het CFI kent vier analysedomeinen: (1) culturele definitie van het probleem (vragen 1-3), culturele perceptie van de oorzaak, context en steun (vragen 4-10), culturele factoren betreffende coping en eerder hulpzoekgedrag (vragen 11-13) en culturele factoren betreffende huidig hulpzoekgedrag (vragen 14-16). De domeinen vertegenwoordigen tezamen een uiterst relevante aanvulling op de psychiatrische anamnese, bij welke patiënt dan ook.

In de vele jaren, dat ik als docent aan de huisartsopleiding in Nijmegen en Maastricht werkte, gaf ik de huisartsen in opleiding onderricht in het onderdeel ‘Vraagverheldering’. Het CFI bracht me direct terug naar die tijd, die mij later in mijn werk als psychotherapeut zo ongelooflijk van pas is gekomen. Onderzoek naar de betekenis van de klacht voor de patiënt, het gezichtspunt van de patiënt en zijn naasten op de oorzaken van de klacht, de achtergronden van de klacht (sociale stressoren en steunbronnen, historisch en actueel), zelfzorg en ideeën over huidige noodzakelijke zorg. Onontbeerlijke informatie voor elke zorgverlener die de patiënt echt verder wil helpen. Goed om ze bijeen te zien komen in het CFI. Goed te lezen dat ze nodig zijn in elke setting en toegepast dienen te worden ongeacht de culturele achtergrond van de betrokkene of de clinicus. En collega uit de “meerderheidscultuur”: laat je niet afleiden door de toevoeging ‘cultuur’. Iedereen is bepaald door zijn cultuur; dat maakt de toevoeging in het CFI daarom overbodig. Let vooral op wat daarna komt: “een betrokkene en een clinicus die dezelfde culturele achtergrond lijken te hebben, kunnen toch onderling verschillen op een manier die van invloed is op de hulpverlening.” Het is dus zinvol toch bij iedereen dus die vraagverheldering toe te passen.

Wat mij betreft is het Cultural Formulation Interview een erg nuttig interview, dat veel goeds kan doen in het kader van zorgvuldige en zinnige zorg aan elke patiënt, omdat ze de vraagverheldering tot onderwerp heeft.

Helen Lionarons
Klinisch psycholoog / psychotherapeut

Helen Lionarons

Helen Lionarons is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Naast het verlenen van zorg is zij jaren werkzaam geweest als psycholoog-begeleider aan de huisarts-opleiding van Maastricht. Zij heeft als supervisor en coach vele huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde begeleid bij hun beroepsuitoefening. In 2004 richtte zij Lionarons GGZ op, een middelgrote GGZ-instelling in Limburg. Naast haar bestuurlijke functie bleef zij zich inzetten voor de scholing van behandelaren en de patiëntenzorg. Inmiddels heeft Helen de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, maar zij ontwikkelt nog met veel plezier zorgprogramma’s en geeft scholing.